-
1 lier
♦voorbeelden:het brandt als een lier • ça flambe comme une torche -
2 Lier
Lierre, lyre -
3 het brandt als een lier
het brandt als een lier -
4 het gaat als een lier
het gaat als een lier -
5 aanknopen
lier, nouer -
6 binden
3 [boekwezen] relier♦voorbeelden:hij weet zijn personeel aan zich te binden • il sait s'attacher son personnelII 〈wederkerend werkwoord; zich binden〉1 [dik worden] épaissir2 [figuurlijk][een band smeden] créer un lien -
7 bezeten
-
8 binden
ww1) lier, attacher2) relier [livres] -
9 stapelgek
-
10 aaneenschrijven
-
11 bundelen
2 [m.b.t. papieren] mettre en liasse3 [m.b.t. geschriften] réunir en, dans un recueil4 [figuurlijk] unir -
12 de soep binden
de soep binden -
13 een verbintenis aangaan
een verbintenis aangaan————————een verbintenis aangaan -
14 gesprek
♦voorbeelden:met iemand een gesprek aanknopen • lier conversation avec qn.het gesprek op iets anders brengen • détourner la conversationhet gesprek brengen op • amener la conversation sureen gesprek voeren (met iemand) • avoir une conversation (avec qn.)met iemand in gesprek zijn • s'entretenir avec qn.(het nummer is) in gesprek • (c'est) occupéhet gesprek gaande houden • alimenter la conversationeen gesprek onder vier ogen • un tête-à-tête -
15 hand
♦voorbeelden:op handen en voeten lopen, kruipen • marcher à quatre pattesin andere handen komen • changer de mainaan de beterende hand zijn • être en voie de guérisoneen gelukkige hand van gooien hebben • avoir la main chanceuseeen gemakkelijke hand van uitgeven hebben • dépenser sans compterdie zaak is in goede handen • cette affaire est en bonnes mainsgouden handen hebben • avoir des doigts de féemet harde hand opvoeden • élever à la dure(iemand) de helpende hand bieden • tendre une main secourable (à qn.)bevelen van hoger hand • ordres qui viennent d'en hautvan hoger hand is besloten dat • les autorités ont décidé que〈 figuurlijk〉 de laatste hand aan iets leggen • mettre la dernière main à qc.niet met lege handen komen • ne pas arriver les mains vides〈 figuurlijk〉 iets uit de losse hand doen • faire qc. par-dessus la jambemet losse handen rijden • rouler sans les mainsiemand de reddende hand toesteken • tendre la perche à qn.de sterke hand • (les agents de) la force publiquede politiek van de toegestoken hand • la politique de la main tenduemet vaste hand • d'une main assuréemet vaste, krachtige hand regeren • gouverner avec poignein vertrouwde handen zijn • être entre bonnes mainsde vlakke hand • la paumedat kost handen vol geld • ça coûte une (petite) fortunein vreemde handen overgaan • passer en d'autres mainsde handen vrij hebben • avoir les coudées franches〈 figuurlijk〉 iemand de vrije hand laten • donner carte blanche à qn.aan de winnende hand zijn • être en train de gagner〈 figuurlijk〉 de handen van iemand aftrekken • abandonner qn. à son sort〈 figuurlijk〉 de handen van iets aftrekken • se détourner de qc.〈 figuurlijk〉 iemand de handen binden • lier les mains à qn.iemand de hand drukken, geven, schudden • donner une poignée de main à qn.iemand de hand op iets geven • donner sa parole à qn.zij kunnen elkaar de hand geven • ils peuvent se donner la main〈 figuurlijk〉 de hand in iets hebben • être mêlé à qc.〈 figuurlijk〉 de hand aan iets houden • observer (scrupuleusement) qc.de hand op iets, iemand leggen • mettre la main sur qc., qn.de hand lezen • lire (dans) les lignes de la mainde hand met iets lichten • 〈 't niet zo nauw nemen〉 prendre qc. à la légère; 〈 zich ervan afmaken〉 bâcler qc.hij heeft de handen los aan zijn lijf zitten • il n'a pas les bras gourds〈 figuurlijk〉 zijn hand niet voor iets omdraaien ↓ faire qc. les doigts dans le nez〈 figuurlijk〉 de hand(en) tegen iemand opheffen • lever la main contre qn.iemand de hand reiken, toesteken • tendre la main à qn.; 〈 helpen〉 donner un coup de main à qn.de hand aan de ploeg, aan het werk slaan • se mettre à l'ouvragezijn handen niet thuis kunnen houden • 〈 slaan〉 avoir la main leste; 〈 betasten〉 avoir la main baladeuse; 〈 stelen〉 laisser traîner ses mains partout〈 figuurlijk〉 iemand de handen vullen • graisser la patte à qn.〈 figuurlijk〉 iemands handen zalven • graisser la patte à qn.mijn hand erop! • c'est promis!handen omhoog! • haut les mains!streng de hand houden aan de voorschriften • être à cheval sur le règlementhanden thuis! • bas les pattes!〈 figuurlijk〉 iemand iets aan de hand doen • suggérer qc. à qn.hand aan (in) hand gaan • marcher la main dans la main〈 figuurlijk〉 iets achter de hand hebben • avoir qc. en réserve〈 figuurlijk〉 iets bij de hand nemen • entreprendre qc.〈 figuurlijk〉 iets bij de hand hebben • avoir qc. à portée de la mainin de handen klappen • battre des mainsin handen vallen van de politie • tomber aux mains de la policegoed, gemakkelijk in de hand liggen • être maniablezijn toekomst is in mijn handen • son avenir est entre mes mainsiemand iets in handen spelen • faire passer discrètement qc. à qn.iets met het bewijs in handen aantonen • démontrer qc. preuves en main〈 figuurlijk〉 iemand in handen vallen • tomber entre les mains de qn.〈 figuurlijk〉 iemand iets in handen geven • confier qc. à qn.hij wil met de hand aan de hemel reiken • il veut décrocher la lunemet de handen werken • travailler de ses mains〈 figuurlijk〉 met de hand op het hart iets verklaren • déclarer qc. la main sur le coeurmet de hand genaaid • cousu (à la) mainzich met hand en tand verzetten • se défendre comme un lion〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand stellen • manipuler qn.〈 figuurlijk〉 iemand naar zijn hand zetten • mettre qn. dans sa pocheiets om handen hebben • avoir qc. à faire〈 figuurlijk〉 iets onder handen hebben • travailler à qc.〈 figuurlijk〉 iemand onder handen nemen • passer un savon à qn.op (met) de hand wassen • laver à la mainde hand op de knip houden • être près de ses soushand over hand toenemen • aller en augmentantiemand iets ter hand stellen • remettre qc. à qn. (en mains propres)iemand het werk uit de handen nemen • décharger qn. d'un travailer komt niets uit zijn handen • il n'arrive à rien (de bon)uit de hand eten • 〈letterlijk; m.b.t. dieren〉 accepter la nourriture dans la main de qn.; 〈 figuurlijk〉 manger dans la mainuit de eerste hand • de première mainvlug van de hand gaan • se vendre comme des petits painsiets van de hand doen • écouler qc.van hand tot hand gaan • passer de main en maingeen hand voor iemand, iets uitsteken • ne pas lever le petit doigt pour aider qn., faire qc.hij heeft er geen hand naar uitgestoken • il n'y a pas touchéhet zijn twee handen op één buik • ils s'entendent comme larrons en foire¶ wat is er daar aan de hand? • qu'est-ce qui se passe?alsof er niets aan de hand was • comme si de rien n'étaitiets in de hand werken • aider à qc.dat werkt misdaad in de hand • c'est une incitation au crimeiemand op zijn hand krijgen • mettre qn. de son côtéop iemands hand zijn • être du côté de qn.op handen zijn • être imminentvan de hand in de tand leven • vivre au jour le joureen voorstel van de hand wijzen • repousser une propositionbeschuldigingen van de hand wijzen • rejeter des accusationseen uitnodiging van de hand wijzen • décliner une invitation→ link=vogel vogel -
16 iemand de handen binden
iemand de handen bindenlier les mains à qn. -
17 knetter
1 fou/folle à lier♦voorbeelden: -
18 met iemand een gesprek aanknopen
met iemand een gesprek aanknopenlier conversation avec qn.Deens-Russisch woordenboek > met iemand een gesprek aanknopen
-
19 opbinden
-
20 samenbinden
- 1
- 2
См. также в других словарях:
lier — [ lje ] v. tr. <conjug. : 7> • leier, loierXe; lat. ligare I ♦ Mettre ensemble. 1 ♦ Entourer, serrer avec un lien (plusieurs choses ou les parties d une même chose pour qu elles tiennent ensemble). ⇒ attacher. Lier de la paille en bottes (⇒ … Encyclopédie Universelle
lier — LIER. v. act. Serrer avec une corde, un ruban, un osier ou quelque autre chose que ce soit. Lier le bras, la main, le corps. lier un fagot, une botte de foin, une gerbe de bled, lier un sac avec de l osier. lier avec un cordon. vous liez cela… … Dictionnaire de l'Académie française
lier — Lier, act. acut. Est attacher avec hard, corde, chaine, fil ou autre chose, Ligare. Duquel mot il est fait, qui est une generale signification qu il a. Mais en façons de vignes, Lier est avec feurre long attacher le brin du sep à son eschalat, ce … Thresor de la langue françoyse
Lier (Belgien) — Lier … Deutsch Wikipedia
Lier — ist eine Stadt und Gemeinde in Belgien, siehe Lier (Belgien) eine Stadt und Kommune in Norwegen, siehe Lier (Norwegen) Lier ist der Familienname folgender Personen: Adolf Heinrich Lier (1826–1882), deutscher Landschaftsmaler Erik van Lier (*… … Deutsch Wikipedia
Lier (Norvege) — Lier (Norvège) Pour les articles homonymes, voir Lier. Lier … Wikipédia en Français
Lier — (en francés: Lierre) es una municipalidad en la provincia belga de Amberes. La municipalidad comprende la ciudad de Lier y la villa de Koningshooikt. Su población es de 33.272 habitantes (2006). El área total es de 49,70 km² lo que resulta en una … Wikipedia Español
Lier — may refer to:* Lier, Belgium * Lier, Norway * Li Er, also known as Laozi, a Chinese philosopher See also * Leer, Michigan, hamlet in Long Rapids Township, Michigan, USA named after Lier, NorwayThe banana capital of the world. It is also the birth … Wikipedia
Lier — Li er (l[imac] [ e]r), n. [From {Lie}. ] One who lies down; one who rests or remains, as in concealment. [1913 Webster] There were liers in a ambush against him. Josh. viii. 14. [1913 Webster] … The Collaborative International Dictionary of English
Lier [1] — Lier (spr. Liähr, Lierre), Stadt am Zusammenfluß der beiden Neethe im Arrondissement Mecheln der belgischen Provinz Antwerpen, Schullehrerseminar für die flämischen Provinzen u. die sogen. Ecole des enfans de troupe; Hospital, Bierbrauereien,… … Pierer's Universal-Lexikon
Lier [2] — Lier, die den Herd umgebenden Mauern … Pierer's Universal-Lexikon